De kerkkist van Voorschoten

kerk te Voorschoten, Hendrik Tavenier, 1784
bron: Rijksmuseum

 

 

Vrijwel alle dorpen in de omtrek van Leiden hebben tijdens het beleg van deze stad in 1574 hun middeleeuws archief verloren. In Voorschoten zijn deze oudste stukken voor een deel wel bewaard gebleven [1]. Op de website van het archief van de gemeente Voorschoten is de inventaris van het archief van de periode 1400-1811 te vinden. De periode waarover dit deel van het archief van Voorschoten zich uitstrekt is bijzonder. In het archief bevinden zich stukken ouder dan 1574.

Door: Theo Jorritsma

Het archief is niet helemaal ongeschonden gebleven. Het was opgeborgen in zakken en kisten waarvan alleen de kerkkist in 1574 na het beleg bewaard is gebleven. Na de bouw van het ambachtshuis is de kist daar in 1636, en na de verkoop van het ambachtshuis in 1811 in de dorpstoren terecht gekomen. De dorpstoren was toen in het bezit van de lokale overheid. In 1878 werd het archief in een armzalige toestand in de toren aangetroffen en overgebracht naar de consistoriekamer van de Hervormde gemeente die uiteindelijk het archief heeft overgedragen aan de gemeente Voorschoten [2].

Er is nog een archief dat informatie kan verstrekken over het middeleeuwse Voorschoten. Dat is het huisarchief van de heerlijkheid Voorschoten dat op kasteel Duivenvoorde is bewaard. Duivenvoorde heeft niet erg geleden onder het beleg van Leiden waardoor ook dit huisarchief behouden is gebleven. Dit archief is bovendien niet bij verervingen opgedeeld maar bleef in zijn geheel ‘binnen de familie’. Door deze bijzondere omstandigheden zijn er dus nog altijd stukken beschikbaar die ons meer kunnen vertellen over Voorschoten voor 1574.

Over welke stukken hebben we het dan? Een eerste inleiding biedt het boek van J.L. van der Gouw over het ambacht Voorschoten die het oude archief van Voorschoten heeft geïnventariseerd. In dit boek zijn van veel stukken een letterlijke weergave opgenomen.

Wat gebeurde er eigenlijk tijdens het beleg van Leiden waardoor het merendeel van de dorpen gelegen in de nabijheid van Leiden hun archief verloren? Voorschoten deelt weliswaar jaarlijks in de feestelijkheden op 3 oktober als het Leidens ontzet wordt gevierd. Zo hebben de schoolkinderen ook in onze gemeente een vrije dag. Maar onze 16e-eeuwse dorpsgenoten zouden dat hoofdschuddend hebben aangezien.

Er was namelijk weinig te vieren voor de inwoners van de dorpen in de nabije omtrek van Leiden nadat de Spaanse troepen het beleg hadden opgegeven. Het was de afsluiting van een chaotische periode met wisselende gezagsverhoudingen en plunderingen over en weer.

De 3 oktober lezing van 2001 was gewijd aan de gevolgen van het beleg van Leiden voor de omgeving van de stad [3]. Ook in Zoeterwoude en Zoetermeer is het nodige onderzoek gedaan naar de gevolgen van het beleg. Laten we eens nader kijken wat in deze bronnen over Voorschoten wordt gezegd.

De Spaanse troepen hadden geleidelijk tijdens het beleg de stad Leiden in het zuiden met drie linies van de buitenwereld afgesloten.

  • De 1e linie liep van de schans Ter Wadding (‘Waddingerschans’), via de dubbelschans bij Allemansgeest (‘bij Jaep Claesz.’) en de Lammenschans naar Leiderdorp.
  • De 2e linie liep langs de versterkte dorpen Voorschoten en Zoeterwoude ook weer naar Leiderdorp. De dorpen werden van een omwalling voorzien en tot een fort omgebouwd. Geschikte gebouwen werden voor militaire doeleinden gevorderd. Zo zou de kerk in Voorschoten als een munitiedepot dienst hebben gedaan.
  • De 3e linie was bedoeld om een aanval in de rug van de eerste twee linies te voorkomen en liep van Den Haag via Voorburg, Leidschendam, Zoetermeer, Benthuizen naar Hazerswoude.

De schansen werden verstrekt met puin en bouwmaterialen van gesloopte (land)huizen en kastelen. Waarschijnlijk zijn om deze reden de Voorschotense kastelen Rosenburg en Roucoop in 1573 door de Spaanse troepen gesloopt. Duivenvoorde is dit lot bespaard gebleven. Omdat het net buiten het strijdgewoel lag, of omdat het kasteel op dat moment nog in handen was van een bondgenoot. Hoe dan ook, de Spaanse legerleiding ontzag het kasteel.

Spaanse soldaten werden in een kampement bij de schansen ondergebracht of ingekwartierd bij de plaatselijke bevolking. Dat was geen onverdeeld genoegen. De huursoldaten werden vaak slecht betaald. Plunderingen waren een welkome en vaak ingecalculeerde aanvulling op lage of niet uitbetaalde soldij. Wassenaar en Voorschoten betaalden daarom tot in 1575 de Spanjaarden aanzienlijke bedragen om plunderingen te voorkomen [4].

Na het Leidens ontzet plukten de omringende dorpen de wrange vruchten van de strijd. Veel gebouwen waren verwoest, grote delen van de landerijen lagen onder water, ‘desolaet en ongebruyct’, als gevolg van de inundatie. In die jaren vroegen vele pachters om kwijtschelding of vermindering van de pachtsom omdat het land niets opbracht.

Het duurde nog tot 1580 voor de waterstaatkundige schade was hersteld. Sluizen, bruggen en dijken waren vernield. Om het scheepvaartverkeer te hinderen waren op strategische plaatsen schepen tot zinken gebracht. Op de bodem van de Vliet bij Voorschoten lagen om die reden twee grote schepen die gelicht moesten worden[5].

De graanmolen van Voorschoten was in 1573 onbruikbaar gemaakt. De Voorschotense molen is naderhand in Wassenaar opnieuw opgebouwd. Inwoners van Voorschoten mochten ook van deze molen gebruik maken. Pas in 1645 kreeg Voorschoten weer zijn eigen molen.

In de versterkte dorpen in de kring rond Leiden waren alle kerkgebouwen vernield. Voorschoten had een opmerkelijk grote kruiskerk voor de toenmalige kleine dorpsgemeenschap, de Sint Laurentius. Al in 1573 hadden de Staten van Holland de katholieke eredienst verboden. Rond datzelfde jaar vertrok de laatste pastoor (Volkert Nicolaasz.) uit Voorschoten.

Er zijn verschillende lezingen over het lot van de kerk en toren bij het beleg van Leiden. De toren zou door de Spanjaarden als uitkijk- en seinpost zijn gebruikt. Mogelijk dat in 1573 kerk en toren al werden verwoest, naar alle waarschijnlijkheid door de Leidenaren zelf, om te voorkomen dat de Spaanse troepen er opnieuw gebruik van konden maken. Het kan ook zijn dat het munitiedepot door de Spanjaarden tot ontploffing is gebracht. Afbeeldingen laten zien dat de muren nog grotendeels overeind stonden maar dat de kap was verwoest. De oorspronkelijke kruiskerk is nooit hersteld.

In 1577 namen de Staten van Holland een resolutie aan waarin werd bepaald dat de gebouwen en goederen in beslag werden genomen. De kerkgebouwen kwamen als gevolg hiervan in bezit van de lokale overheden die de gebouwen ter beschikking stelden aan de protestanten. Op het platteland waren die in eerste instantie nog niet zo talrijk. Er kon worden volstaan met een kleiner kerkgebouw. Die kerkzaal werd in 1582 tegen de toren binnen de ruïnemuren van de oude kerk gebouwd. Pas in 1742 werden de beschadigde kerkmuren afgebroken. De overblijfselen van de ruïne werden voor een deel gebruikt voor de  muur van het kerkhof.

In de inventaris van het archief vinden we een verwijzing naar stukken die betrekking hebben op het herstel van het kerkgebouw en de toren. Zo vinden we een akte van aanbesteding van de wederopbouw van de dorpskerk van 12 mei 1582, het bestek en tekening van de spits met akte van aanbesteding van de opbouw van de toren van 25 mei 1595, een akte van kwitantie door Pieter Thoenisz, timmerman te Leyden, aan Jan Maertensz, kerkmeester te Voorschoten, wegens 1000 carolusguldens voor het opbouwen van de toren van 1 november 1595 en de akte van aanbesteding van de leverantie van een luidklok in de dorpstoren van 29 december 1595. En zo zijn we weer terug bij de archiefinventaris waarmee we begonnen.

Gezien de deplorabele staat van het kerkgebouw na het beleg is het een wonder dat een deel van het middeleeuws archief van Voorschoten uitgerekend in een kerkkist behouden is gebleven. Om met J.L. van de Gouw te spreken; ‘in Voorschoten heeft men op onnaspeurlijke wijze kans gezien om de kerkkist uit de ramp te redden’ [6].

[1] J.L. van der Gouw, Het ambacht Voorschoten, Voorburg, 1956, blz. 10.
[2] Leidse Courant, 27 november 1954, blz. 6.
[3] Prof. dr. S. Groeneveld, Van vyanden und vrienden bedroevet, Wassenaar 2001.
[4] Leidse Courant, 28 september 1974, blz. 13.
[5] Ir. H.A. van Oerle, De rol van de schansen bij het beleg, in Jaarboekje 1974, Vereniging Oud Leiden, blz. 38.
[6] J.L. van der Gouw, Het ambacht Voorschoten, Voorburg, 1956, blz. 10.