Casueel Voorval: gedicht gevonden in Berbice
In het archief van buitenplaats Berbice is op een handgeschreven vel papier, zonder datum of auteur een grappig gedicht over Voorschoten gevonden. Een variant is ook aangetroffen in het boek Voorschoten Historische studiën uit 1971, dat werd uitgebracht ter gelegenheid van het afscheid van de toenmalige burgemeester L. de Kool.
Door: Henny van der Klis
Casueel Voorval
Wanneer ik laast van Leijden quam
Gevaren na den Leijdschen Dam,
En dat wij digt bij ’t schouwtje waren,
Daar in ons Paart moest overvaren,
Zo vraagde een Juffrouw in de schuijt
Hoe hiet dat Dorp daar voor ons uit?
Dat dorp dat hiet, zeid schipper Bouwen,
Gelijk dat ding hiet dat de vrouwen,
En vrijsters, naar oud gebruik,
In Holland dragen voor haar buijk.
Terwijl dat ieder een vaste lagte
Om ’t antwoort dat men minst verwagte
Voer hem een statig predikant
Dus in den baart: ’t is zoud en schand
Dat gij niet eerlijke vrouwen
dus ongeschikt den spot durft houwen
Maar Bouwen straks niet ’t hoedje af
Zeijd Dowine (Domine?) met U verlof
Ik hadd zo holbollig niet gesproken
Zo ik van ver maar had geroken!
Dat er maar ietwes waar miszeit
Of dat zig uw Eerwaardigheit
Zo ligt aan vrouwen Buijk zou stooten
Het dorp voor uit dat hiet Voorschoten.
De heer van der Kooij uit Rotterdam wist te melden dat het vers Casueel voorval, dat is gevonden in Berbice, ook is opgenomen in het boek Voorschoten Historische studiën uit 1971, van Kruseman’s Uitgeversmaatschappij in Den Haag. Dit boek werd uitgebracht ter gelegenheid van het afscheid van de toenmalige burgemeester L. de Kool.
De tekst is (bijna) gelijk, maar bevat ook een kleine toelichting waar en waarom alleen het paard moest overvaren.
Als de trekschuit Leiden verliet (over de Trekvliet) was het jaagpad aan de rechterzijde gesitueerd (aan de noordkant). Dat jaagpad ligt er voor een deel nog steeds. Ter hoogte van de huidige rioolwaterzuivering en het Commissarishuis ging het jaagpad naar de overzijde van het kanaal (de zuidzijde). Het Commissarishuis staat er nog altijd, met de wapens van Leiden en Delft (begin- en eindpunt van de trekvaart) in de voorgevel (zie bijgevoegde foto).
Het trekpaard werd dan met een boot overgezet. Dat is even voor Allemansgeest. Hoe konden passagiers uit Voorschoten dan gebruik maken van de trekschuit? Bij Allemansgeest was een veer. Waarschijnlijk konden ze dan bij het Commissarishuis opstappen.